Shared note | Fragment uit "Kinderjaren op Doekenstad' door Wim Peters. BIJ OPA EN OMA IN DE "DE PRINS" EN OP "HET VALKENHOF" Het huis in het dorp waar wij na dat van onze overburen het meest kwamen, was dat van opa en oma Derksen-van Sadelhoff. We maakten daar spelenderwijs kennis met een combinatie van bedrijven zoals je die toen in veel dorpen had: een caféannexfeestzaal, een molen, een bakkerij, een kruidenierswinkel, een boerderij en een stalhouderij. Moeders broers, die we kennen van de trouwfoto, waren toen allemaal nog thuis. Theet zorgde voor de boerderij, Jan voor de molen en het café, Everard voor de winkel en de bakkerij. Jos ging eerst naar de HBS in Arnhem, later naar de Veeartsenijkundige Hogeschool in Utrecht, Willem naar de Landbouwschool in Didam. Willem werd toen nog "Bruur" genoemd en voor Jan en mij was hij "oom Bruur". Moeder had als enige dochter haar taak gehad in het huishouden en in de winkel. Volgens haar was een enige zoon met veel zusjes een graaf, maar één meisje tussen veel broers een slaaf. Toch sprak zij met veel waardering over haar moeder en haar stiefvader, vertelde veel over vroeger en zei heel vaak dat ze efkes naar huis ging. Toen we heel klein waren, zal ze ons wel meegenomen hebben in de crème kinderwagen en later aan het handje. We konden er omdat er nauwelijks verkeer was, al heel vroeg zelfstandig heen lopen om een boodschap te doen en om met Hans te gaan spelen. Wij waren altijd welkom, de eerste kleinkinderen en jaren lang de enige. Boven de ingang van moeders ouderlijk huis was een banderol geschilderd met "De Prins". Zo heette het café, dat nog een echte uitspanning was in de letterlijke zin. Vóór het huis onder de geknotte lindebomen waren rekken waaraan de paarden konden worden vastgebonden, en er stonden bakken waar op bestelling haver in gedaan werd. Ook kregen de paarden te drinken. Het huis zag er met de symmetrische plaatsing van de ramen met de kleine ruitjes en de groene luiken heel mooi uit. In en om De Prins konden we ons voorstellen waar de verhalen die moeder over haar meisjestijd vertelde, zich hadden afgespeeld. Van daaruit was haar geboorte in het hele dorp aangekondigd. Daar was de bongerd waar papa met enkele vrienden de bandjes van de onderbroeken die daar te bleken lagen, aan elkaar had vastgeknoopt. Papa was bevriend met zijn toekomstige zwager Theet, die heel goed was in dit soort ouderwetse grappen. Toen Willemien de was ging ophalen en een onderbroek oppakte, was de hele hoek van de bleek in beweging gekomen. In het café was het biljart waar moeder als meisje altijd onder gekropen was als de "schoester" haar een paar nieuwe schoenen kwam aanmeten; ze kon niet tegen het gekriebel van de duimstok. Boven zagen we "de kazerne", een grote kamer waar alle jongens sliepen. Toen Jos en Bruur klein waren, moesten die uren eerder naar bed dan de grote jongens, maar omdat de keuken en de woonkamer in het achterhuis zo ver wegwaren, durfden de broertjes niet alleen te zijn. Willemien en Everard hielden dan de wacht, zittende op de bovenste tree van de trap. Ze probeerden dan telkens één trede lager te gaan zitten en zo langzamerhand te verdwijnen, maar als de broertjes dat in de gaten hadden, riepen ze: "Willemien, Everard, zin gillie d'r nog?" en moesten de twee oppassers weer op de bovenste tree beginnen. In de winkel konden we ons voorstellen hoe moeder daar de klanten hielp en hoe het geweest was op de Goede Vrijdagen in de tijd dat de katholieken volgens de toenmalige vastenwetten op die dag geen zuivel mochten gebruiken, en evenmin vlees zoals op andere vrijdagen. In vrijwel alle gezinnen bestond het middagmaal op Goede Vrijdag uit oliekrabben, een soort oliebollendeeg in grillige vormen. Moeder kon dit gerecht absoluut niet eten, misselijk als ze al was van het olie tappen en gist afwegen. De koffie moest men op de dag drinken zonder melk, maar dat was men niet gewend, en daarom werd er veel waterchocolade gedronken. Toen moeder de knecht in de molen daarvan een kom naar boven gebracht had, was de chocola eerder beneden geweest dan zij. Toen wij zo oud waren dat we al eens meegenomen werden naar de vroegmis, maakten we de traditionele zondagse koffie in moeders ouderlijk huis mee. Die werd gedronken in de woonkamer, die, zoals gezegd in het achterhuis lag en daarom nogal erg laag was; de pastoor had er ooit als naam "de roef" voor bedacht. Het was een heel gezellige ruimte met een houten schoorsteenmantel waarop in beeldhouwwerk een mannen- en een vrouwenkop waren aangebracht. Naast de schoorsteen hing een grote foto van een knappe jongeman met halflang golvend haar. Toen Jan of ik eens vroeg wie "die vrouw" was, werd ons verteld dat hij onze grootvader Jan Evers was. In die kamer hoorden wij voor het eerst een soort grammofoon, die "pathefoon" genoemd werd. Ook met de telefoon (Loo nr.1) maakten we voor het eerst kennis in De Prins. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit boven in de molen ben geweest. Dat was voor kinderen te gevaarlijk. Bij opa en oma thuis hoorden wij wel veel over de molen praten. Evenals in de smederij werd ook bij de molen het dorpsnieuws uitgewisseld, en dat werd dan in de gezinskring doorgegeven. Vanzelfsprekend was ook de wind een gespreksthema. De zorg daarover bleef moeder nog lang bij. Toen ik rond 1965 in Groningen een cursus spreekvaardigheid volgde, moesten alle deelnemers een verhaaltje houden dat niet langer dan een paar minuten mocht duren. Het mijne luidde als volgt: Mijn moeder is een molenaarsdochter. Nu is het al lang geleden dat mijn vader haar weggehaald heeft bij de oude molen, maar nog altijd heeft zij een bijzondere belangstelling voor het weer. Als het waait, zegt ze: "Wat gek dat het nu toch altijd waait. Toen wij vroeger de molen hadden, wilde het nooit waaien." In de bakkerij konden we zo nu en dan wél een kijkje nemen. Als men wittebrood bakte en de stukken deeg werden afgewogen, bleef er vaak een bolletje over. Hiervan werd dan een "mekske" gebakken, een klein rond brood. Vaak mochten wij dat mee naar huis nemen. Als er gasten in de gelagkamer waren, kwamen wij daar nooit. Dan was er wel wat voor ons te beleven onder de lindebomen, waar de mannen hun sigarenpeuken weggooiden. Wij droogden die, wreven ze stuk en maakten er met papier een soort sigaretten van. Volgens Hans moest je die net zolang roken tot je een bruine vlek op de borst kreeg. We deden dan telkens de kleren omhoog om te kijken of die er al zat, maar het wilde niet lukken. Schuin tegenover De Prins is een statige boerderij met het opschrift "Valkenhof 1924". Toen de bouw daarvan werd voorbereid en de tekeningen in "de roef" lagen, gingen Hans, Jan en ik op slag huizen tekenen volgens de laatste mode. De nieuwe boerderij was bedoeld voor als oom Theet zou gaan trouwen. Omdat die nog niet direct plannen had in die richting, trok het hele gezin naar het Valkenhof behalve oom Jan, die verloofd was met Doortje Otters uit Beek. Hij trouwde met haar en het jonge paar vestigde zich in De Prins, waar Jan zijn werk als kastelein en molenaar voortzette, maar nu als zelfstandige. Hoe mooi en modern het Valkenhof ook was, het bedrijf dat daar werd uitgeoefend, was ons vertrouwd; er was minder verrassends te beleven. Gelukkig werden wij er even hartelijk ontvangen als voordien in De Prins, maar aan het nieuwe huis heb ik minder markante herinneringen dan aan het oude, waar ook de achtergronden waren bij moeders verhalen over haar jonge jaren. Als Jan en ik al eens boodschappen gingen doen bij oom Everard in de winkel, of later bij tante Doortje, ging dat altijd om een paar artikelen, meestal alleen brood. De grote inkopen deed moeder zelf. Ze onthield dan precies wat ze had ingeslagen en wat alles gekost had. Bij oom Everard kregen we altijd iets, soms een vijg uit een grote platte mand rechts van de trap naar boven. Voor opa Willem moesten we geregeld pijptabak halen in het winkeltje van Nol en Mina Verhoeven, dat dicht bij ons was. We kregen dan een gulden mee en kwamen terug met een half pond pijptabak Van Nelle nr.9, twee grote pakjes en een klein. Nol en Mina stelden deze klandizie zo op prijs dat ze ons altijd een reep chocolade cadeau gaven. |
---|---|
Last change | January 24, 2021 – 00:01:45 |
Given names | Surname | Sosa | Birth | Place | Death | Age | Place | Last change | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Josephus Maria Wilhelmus "Jos" Derksen
|
June 7, 1903 |
121 |
Loo, Gelderland, Nederland |
4 |
July 30, 1991 |
33 | 88 |
Nijmegen, Gelderland, Nederland |
M | YES | Y100 | |||||
Wilhelmus Arnoldus "Willem" Derksen
|
July 3, 1904 |
120 |
Loo, Gelderland, Nederland |
4 |
December 3, 1976 |
47 | 72 |
Loo, Gelderland, Nederland |
M | YES | Y100 | |||||
|
Given names | Surname | Age | Given names | Surname | Age | Marriage | Place | Last change | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Theodorus Hendrikus Hieronijmus "Theodoor" Derksen
|
28 |
Johanna Hendrina "Anna" van Sadelhoff
|
27 | 126 |
Duiven, Gelderland, Nederland |
4 | YES M | Y | |||||||
|
Media | Title | Individuals | Families | Sources | Last change |
---|
Title | Abbreviation | Author | Publication | Individuals | Families | Media objects | Shared notes | Last change |
---|