Wilhelmus Arnoldus "Willem" Derksen, 1904–1976 (aged 72 years)
- Name
- Wilhelmus Arnoldus /Derksen/
- Given names
- Wilhelmus Arnoldus
- Nickname
- Willem
- Surname
- Derksen
father |
1869–1942
Birth: September 30, 1869
28
27 — Doornenburg, Gelderland, Nederland Occupation: Bakker, molenaar, caféhouder — Loo, Gelderland, Nederland Death: September 15, 1942 — Duiven, Gelderland, Nederland |
---|---|
mother |
1870–1954
Birth: January 28, 1870
49
26 — Loo, Gelderland, Nederland Death: January 23, 1954 — Loo, Gelderland, Nederland |
Marriage | Marriage — January 25, 1898 — Duiven, Gelderland, Nederland |
18 months
elder sister |
1899–1899
Birth: July 13, 1899
29
29 — Duiven, Gelderland, Nederland Death: August 3, 1899 — Duiven, Gelderland, Nederland |
3 years
elder sister |
1902–1902
Birth: February 13, 1902
32
32 — Duiven, Gelderland, Nederland Death: March 3, 1902 — Duiven, Gelderland, Nederland |
16 months
elder brother |
1903–1991
Birth: June 7, 1903
33
33 — Loo, Gelderland, Nederland Occupation: Dierenarts — Wijchen, Gelderland, Nederland Death: July 30, 1991 — Nijmegen, Gelderland, Nederland |
13 months
himself |
1904–1976
Birth: July 3, 1904
34
34 — Loo, Gelderland, Nederland Death: December 3, 1976 — Loo, Gelderland, Nederland |
step-father |
1864–1896
Birth: July 21, 1864
36
27 — Loo, Gelderland, Nederland Occupation: Landbouwer, molenaar, winkelier, kastelein Death: June 19, 1896 — Duiven, Gelderland, Nederland |
---|---|
mother |
1870–1954
Birth: January 28, 1870
49
26 — Loo, Gelderland, Nederland Death: January 23, 1954 — Loo, Gelderland, Nederland |
Marriage | Marriage — April 29, 1889 — Duiven, Gelderland, Nederland |
2 years
half-brother |
1891–1946
Birth: June 7, 1891
26
21 — Loo, Gelderland, Nederland Occupation: Landbouwer Death: November 24, 1946 — Loo, Gelderland, Nederland |
13 months
half-sister |
1892–1969
Birth: June 28, 1892
27
22 — Loo, Gelderland, Nederland Death: March 16, 1969 — Loo, Gelderland, Nederland |
14 months
half-brother |
1893–1975
Birth: September 2, 1893
29
23 — Loo, Gelderland, Nederland Death: September 5, 1975 — Arnhem, Gelderland, Nederland |
13 months
half-brother |
1894–1931
Birth: September 24, 1894
30
24 — Loo, Gelderland, Nederland Occupation: Molenaar Death: March 28, 1931 — Zevenaar, Gelderland, Nederland |
himself |
1904–1976
Birth: July 3, 1904
34
34 — Loo, Gelderland, Nederland Death: December 3, 1976 — Loo, Gelderland, Nederland |
---|---|
wife |
1907–1988
Birth: August 9, 1907
44
40 — Groessen, Gelderland, Nederland Death: November 8, 1988 — Duiven, Gelderland, Nederland |
son |
1931–2004
Birth: January 3, 1931
26
23 — Loo, Gelderland, Nederland Death: June 16, 2004 — Duiven, Gelderland, Nederland |
13 months
son |
1932–1986
Birth: February 10, 1932
27
24 — Loo, Gelderland, Nederland Death: July 3, 1986 — Duiven, Gelderland, Nederland |
son |
Private
–
|
son |
1940–2008
Birth: March 18, 1940
35
32 — Loo, Gelderland, Nederland Death: December 19, 2008 — Doetinchem, Gelderland, Nederland |
Birth | July 3, 1904
34
34 Gezinsfoto van Johanna Hendrina (Anna) van Sadelhoff met haar 2e echtgenoot Theodorus Hendricus Hieronijmus Derksen en 3 van haar zonen. Note: Deze foto is gemaakt voor café 'De Prins' te Loo.
|
---|---|
Residence | Café "De Prins" te Loo rond 1930. Dit huis is het geboortehuis van de kinderen van Theodorus Derksen en Johanna van Sadelhoff. Het staat er nog steeds en is gelegen aan de Loostraat tegenover de kerk en naast de plaats waar de vader van de 1e echtgenoot van Johanna z'n molen 'Ceres' heeft gebouwd. Van deze ontmantelde molen bestaat nu alleen nog de romp. Het kleine meisje links, aan de hand van de oppas, is Jo Evers, oudste dochter van Jan Evers en Doortje Otters. |
Residence | |
Death of a maternal grandfather | Theodorus Everardus "Dorus" van Sadelhoff June 5, 1910 (aged 5 years) |
Death of a paternal grandfather | Theodorus Wilhelmus Derksen October 25, 1912 (aged 8 years) |
Death of a paternal grandmother | Johanna Geertruida "Trui" Willems January 17, 1922 (aged 17 years) |
Birth of a son | Hermanus Johannes Theresia "Herman" Derksen January 3, 1931 (aged 26 years) |
Death of a half-brother | Johannes Henricus "Jan" Evers March 28, 1931 (aged 26 years) Cause: Blindedarmontsteking |
Birth of a son | Theodorus Johannes Wilhelmus "Theo" Derksen February 10, 1932 (aged 27 years) |
Birth of a son | Robertus Jozef Gerardus "Rob" Derksen March 18, 1940 (aged 35 years) |
Death of a father | Theodorus Hendrikus Hieronijmus "Theodoor" Derksen September 15, 1942 (aged 38 years) |
Death of a half-brother | Theodorus Everardus Johannes "Theet" Evers November 24, 1946 (aged 42 years) |
Death of a mother | Johanna Hendrina "Anna" van Sadelhoff January 23, 1954 (aged 49 years) |
Death of a half-sister | Wilhelmina Maria Paulina "Willemien" Evers March 16, 1969 (aged 64 years) |
Death of a half-brother | Everardus Johannes Fredericus "Everard" Evers September 5, 1975 (aged 71 years) |
Death | December 3, 1976 (aged 72 years) |
Unique identifier | F472EC9593CCBFE4C56D972B581AD13E3D18 |
Last change | March 30, 2023 – 23:49:14 |
Shared note | Fragment uit "Duizend jaar en nog wat" door Theo Evers. De familie Derksen / Evers, die in 1924 waren verhuisd van "De Prins" naar boerderij 'Valkenhof'hadden daarmee het boerderijgedeelte van "De Prins" afgesplitst, met de bedoeling om het boerenbedrijf verder te intensiveren. De 20-jarige Willem Derksen verhuisde mee maar zag het boerenbedrijf, ondanks zijn opleiding aan de landbouwschool toch niet zo erg zitten. Zijn broer Jos studeerde diergeneeskunde in Utrecht, maar Willem had het studeren niet zo hoog inhetvaandel staan. Hij zocht in 1922 al naar andere mogelijkheden. Hij had toen iets gelezen over kippeneieren en wel, dat deze ook kunstmatig uitgebroed konden worden, als deze maar lang genoeg op een bepaalde constante temperatuur gehoudenwerden. Dit wilde hij toch eens uitproberen. Zijn proefopstelling was: twee eieren in een sigarenkistje rondom in het hooi en warm gehouden door enkele warmwaterkruiken, die hij normaal in de winter gebruikte om zijn voeten warm te houden. Dus aanditexperiment waren geen kosten verbonden. Met veel geduld en zorg wachtte hij af wat komen zou. Na 18 dagen hoorde hij met stille verbazing dat er leven in het sigarenkistje was ontstaan. Na opening van het deksel zag hij het resultaat vanzijnexperiment: twee kuikens die al piepend lieten blijken dat ze er waren. Enthousiast paste hij de verkregen wetenschap op grotere schaal toe, met de gedachte: als dat lukt dan is er toekomst. Het grotere experiment voerde hij uit in een veilingkist, alleen wist hij nog niet hoe hij een veilingkist met 10 eieren opeenconstante temperatuur moest houden. Na enig nadenken wist hij dat met de pas geintroduceerde electriciteit in het dorp gloeilampen niet alleen licht gaven maar ook warmte. De eerste 10 kuikens werden uitgebroed en verkocht aan de buurman. Het was Willem duidelijk: hij kon kuikens uitbroeden en er was een afzetgebied, dus dit moest zijn toekomst zijn. Hij ging over op grotere aantallen en spaarde van deopbrengsteen klein kapitaal bij elkaar met de bedoeling zijn veilingkisten te vervangen door een machine. Hij was er ondertussen achter gekomen dat een vlakbroedmachine veel handwerk kon vervangen en er konden 50 eieren tegelijk wordenuitgebroed. Mar zijn zorgvuldig bij elkaar gespaarde spaarcenten, waren plotseling van eigenaar verwisseld. Zijn broer Jos kwam als student in Utrecht nog al eens enkele duiten tekort. En waar zijn broer Willem mee bezig was zag hij toch al niet zozitten,dus voor hem was het duidelijk dat de centen van Willem beter aan hem besteed waren. Voor Willem was het even slikken maar hij had er vrede mee, want tenslotte was zijn broere degene die studeerde en dat dwong toch wel enig respect af. Na enige tijd had hij de nodige centen weer bij elkaar, om de eerste vlakbroedmachine aan te schaffen, waarmee eigenlijk de eerste stap was gezet voor een florerend broedbedrijf. De vlakbroedmachine die bestond uit een lade waarin 50eierengelegd konden worden, werd met behulp van warm circulerend water op temperatuur gehouden. Er vond al snel uitbreiding plaats, want Willem had een gat in de markt ontdekten dat zou nog lang zo blijven. Zijn eerste productie vond plaats op de in 1924 gebouwde boerderij Valkenhof. In 1929 vestigde hij zich als 'kuikenbroedbedrijf' in het verbouwde bedrijf naast de Doekenstad dat hij ook Valkenhof noemde (nu Loostraat 58). Dit, door HugoPeterspas verbouwde,huis werd opnieuw verbouwd en uitgebreid met een broedlokaal en kantoor naast het bestaande gebouw dat bestond uit een dwarshuis en een achterhuis. Gestaag werd de broederij uitgebreid en er werd een fokbedrijf aan toegevoegdophet 10 hectare grote terrein. Veel mensen uit 't Loo en daar buiten vonden werk bij broederij Derksen. De oorlog kwam en de evacuatie volgde, waarna bij terugkomst daarvan, van het bedrijf niet veel meer over was. Een goede ondernemer laat zich echter niet uit het veld slaan. Zo ontstond al vrij snel weer een goed en internationaal bekendbroed-en fokbedrijf, dat vooral in 1951 bekendheid kreeg door de succesvolle export van slachtkuikens naar onder andere talie. Die toenemende export maakte uitbreiding van het broedbedrijf noodzakelijk, wat in 1957 zijn beslag kreeg in eennieuwebroderij aan de Loostraat 44. Deze broederij werd beschouwd als de modernste van Nederland. Er waren nu twee bedrijven ontstaan: de nieuwe broeerij en het vermeerderingsbedrijf op de oude locatie. Veel bekendheid verkreeg het Derloo (Derksen Loo) slachtkuiken dat in 1958 uit het fokkerwerk van de broederij werd ontwikkeld. De aanvankelijke grote vraag naar deze geelvlezige slachtkuikens kon na 6 jaar de Amerikaanse concurrentienietweerstaan. Het fokkerswerk werd daarom in 1964 stopgezet, waarna het bedrijf overging op het vermeerderen voor de slachtsector. De capaciteit die daarvoor ter beschikking stond was 140.000 broedeieren per week, en dat was geen kleinigheid. De onwikkeling van de Derloo had zoveel investeringen gevergd dat deelname in dat project door derden niet kon uitblijven. De Mengvoederfabrieken Koudijs NV in Den Bosch had dan ook een belangrijke vinger in de financiele pap van W.A. DerksenNVverkregen. In 1966 werd zelfs het gehele aandelenpakket van de NV Derksen overgenomen door Koudijs en dat was, zo bleek later, voor het Loose broedbedrijf een koude douche. Aanvankelijk zag de overname er nog posotief uit, doch er werden snode plannen gesmeed nadat bleek dat het met Koudijs minder goed ging. In 't Loo werden alleen nog Ross kuikens gebroed en op het vermeerderingsbedrijf Ross kippen aangehouden.Metnog zeven andere vermeerderaars, zorgden de broedmachines van Derksen voor de totale kuikenproductie. Deze concentratie was voor Koudijs nog niet voldoende: ook de broedbedrijven moesten worden geconcentreerd. Deze beslissing van Koudijsviel bijiedereen koud op het dak: in 1973 werden de broedmachines naar de broederij van Schimmel in Wenum, een andere dichter van Koudijs, overgebracht. Daarmee viel voorgoed het doek voor W.A. Derksen NV, dat gold als een van de modernstebroedbedrijvenin Nederland. |
---|---|
Shared note | Fragment uit "Kinderjaren op Doekenstad' door Wim Peters. BIJ OPA EN OMA IN DE "DE PRINS" EN OP "HET VALKENHOF" Het huis in het dorp waar wij na dat van onze overburen het meest kwamen, was dat van opa en oma Derksen-van Sadelhoff. We maakten daar spelenderwijs kennis met een combinatie van bedrijven zoals je die toen in veel dorpen had: een caféannexfeestzaal, een molen, een bakkerij, een kruidenierswinkel, een boerderij en een stalhouderij. Moeders broers, die we kennen van de trouwfoto, waren toen allemaal nog thuis. Theet zorgde voor de boerderij, Jan voor de molen en het café, Everard voor de winkel en de bakkerij. Jos ging eerst naar de HBS in Arnhem, later naar de Veeartsenijkundige Hogeschool in Utrecht, Willem naar de Landbouwschool in Didam. Willem werd toen nog "Bruur" genoemd en voor Jan en mij was hij "oom Bruur". Moeder had als enige dochter haar taak gehad in het huishouden en in de winkel. Volgens haar was een enige zoon met veel zusjes een graaf, maar één meisje tussen veel broers een slaaf. Toch sprak zij met veel waardering over haar moeder en haar stiefvader, vertelde veel over vroeger en zei heel vaak dat ze efkes naar huis ging. Toen we heel klein waren, zal ze ons wel meegenomen hebben in de crème kinderwagen en later aan het handje. We konden er omdat er nauwelijks verkeer was, al heel vroeg zelfstandig heen lopen om een boodschap te doen en om met Hans te gaan spelen. Wij waren altijd welkom, de eerste kleinkinderen en jaren lang de enige. Boven de ingang van moeders ouderlijk huis was een banderol geschilderd met "De Prins". Zo heette het café, dat nog een echte uitspanning was in de letterlijke zin. Vóór het huis onder de geknotte lindebomen waren rekken waaraan de paarden konden worden vastgebonden, en er stonden bakken waar op bestelling haver in gedaan werd. Ook kregen de paarden te drinken. Het huis zag er met de symmetrische plaatsing van de ramen met de kleine ruitjes en de groene luiken heel mooi uit. In en om De Prins konden we ons voorstellen waar de verhalen die moeder over haar meisjestijd vertelde, zich hadden afgespeeld. Van daaruit was haar geboorte in het hele dorp aangekondigd. Daar was de bongerd waar papa met enkele vrienden de bandjes van de onderbroeken die daar te bleken lagen, aan elkaar had vastgeknoopt. Papa was bevriend met zijn toekomstige zwager Theet, die heel goed was in dit soort ouderwetse grappen. Toen Willemien de was ging ophalen en een onderbroek oppakte, was de hele hoek van de bleek in beweging gekomen. In het café was het biljart waar moeder als meisje altijd onder gekropen was als de "schoester" haar een paar nieuwe schoenen kwam aanmeten; ze kon niet tegen het gekriebel van de duimstok. Boven zagen we "de kazerne", een grote kamer waar alle jongens sliepen. Toen Jos en Bruur klein waren, moesten die uren eerder naar bed dan de grote jongens, maar omdat de keuken en de woonkamer in het achterhuis zo ver wegwaren, durfden de broertjes niet alleen te zijn. Willemien en Everard hielden dan de wacht, zittende op de bovenste tree van de trap. Ze probeerden dan telkens één trede lager te gaan zitten en zo langzamerhand te verdwijnen, maar als de broertjes dat in de gaten hadden, riepen ze: "Willemien, Everard, zin gillie d'r nog?" en moesten de twee oppassers weer op de bovenste tree beginnen. In de winkel konden we ons voorstellen hoe moeder daar de klanten hielp en hoe het geweest was op de Goede Vrijdagen in de tijd dat de katholieken volgens de toenmalige vastenwetten op die dag geen zuivel mochten gebruiken, en evenmin vlees zoals op andere vrijdagen. In vrijwel alle gezinnen bestond het middagmaal op Goede Vrijdag uit oliekrabben, een soort oliebollendeeg in grillige vormen. Moeder kon dit gerecht absoluut niet eten, misselijk als ze al was van het olie tappen en gist afwegen. De koffie moest men op de dag drinken zonder melk, maar dat was men niet gewend, en daarom werd er veel waterchocolade gedronken. Toen moeder de knecht in de molen daarvan een kom naar boven gebracht had, was de chocola eerder beneden geweest dan zij. Toen wij zo oud waren dat we al eens meegenomen werden naar de vroegmis, maakten we de traditionele zondagse koffie in moeders ouderlijk huis mee. Die werd gedronken in de woonkamer, die, zoals gezegd in het achterhuis lag en daarom nogal erg laag was; de pastoor had er ooit als naam "de roef" voor bedacht. Het was een heel gezellige ruimte met een houten schoorsteenmantel waarop in beeldhouwwerk een mannen- en een vrouwenkop waren aangebracht. Naast de schoorsteen hing een grote foto van een knappe jongeman met halflang golvend haar. Toen Jan of ik eens vroeg wie "die vrouw" was, werd ons verteld dat hij onze grootvader Jan Evers was. In die kamer hoorden wij voor het eerst een soort grammofoon, die "pathefoon" genoemd werd. Ook met de telefoon (Loo nr.1) maakten we voor het eerst kennis in De Prins. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit boven in de molen ben geweest. Dat was voor kinderen te gevaarlijk. Bij opa en oma thuis hoorden wij wel veel over de molen praten. Evenals in de smederij werd ook bij de molen het dorpsnieuws uitgewisseld, en dat werd dan in de gezinskring doorgegeven. Vanzelfsprekend was ook de wind een gespreksthema. De zorg daarover bleef moeder nog lang bij. Toen ik rond 1965 in Groningen een cursus spreekvaardigheid volgde, moesten alle deelnemers een verhaaltje houden dat niet langer dan een paar minuten mocht duren. Het mijne luidde als volgt: Mijn moeder is een molenaarsdochter. Nu is het al lang geleden dat mijn vader haar weggehaald heeft bij de oude molen, maar nog altijd heeft zij een bijzondere belangstelling voor het weer. Als het waait, zegt ze: "Wat gek dat het nu toch altijd waait. Toen wij vroeger de molen hadden, wilde het nooit waaien." In de bakkerij konden we zo nu en dan wél een kijkje nemen. Als men wittebrood bakte en de stukken deeg werden afgewogen, bleef er vaak een bolletje over. Hiervan werd dan een "mekske" gebakken, een klein rond brood. Vaak mochten wij dat mee naar huis nemen. Als er gasten in de gelagkamer waren, kwamen wij daar nooit. Dan was er wel wat voor ons te beleven onder de lindebomen, waar de mannen hun sigarenpeuken weggooiden. Wij droogden die, wreven ze stuk en maakten er met papier een soort sigaretten van. Volgens Hans moest je die net zolang roken tot je een bruine vlek op de borst kreeg. We deden dan telkens de kleren omhoog om te kijken of die er al zat, maar het wilde niet lukken. Schuin tegenover De Prins is een statige boerderij met het opschrift "Valkenhof 1924". Toen de bouw daarvan werd voorbereid en de tekeningen in "de roef" lagen, gingen Hans, Jan en ik op slag huizen tekenen volgens de laatste mode. De nieuwe boerderij was bedoeld voor als oom Theet zou gaan trouwen. Omdat die nog niet direct plannen had in die richting, trok het hele gezin naar het Valkenhof behalve oom Jan, die verloofd was met Doortje Otters uit Beek. Hij trouwde met haar en het jonge paar vestigde zich in De Prins, waar Jan zijn werk als kastelein en molenaar voortzette, maar nu als zelfstandige. Hoe mooi en modern het Valkenhof ook was, het bedrijf dat daar werd uitgeoefend, was ons vertrouwd; er was minder verrassends te beleven. Gelukkig werden wij er even hartelijk ontvangen als voordien in De Prins, maar aan het nieuwe huis heb ik minder markante herinneringen dan aan het oude, waar ook de achtergronden waren bij moeders verhalen over haar jonge jaren. Als Jan en ik al eens boodschappen gingen doen bij oom Everard in de winkel, of later bij tante Doortje, ging dat altijd om een paar artikelen, meestal alleen brood. De grote inkopen deed moeder zelf. Ze onthield dan precies wat ze had ingeslagen en wat alles gekost had. Bij oom Everard kregen we altijd iets, soms een vijg uit een grote platte mand rechts van de trap naar boven. Voor opa Willem moesten we geregeld pijptabak halen in het winkeltje van Nol en Mina Verhoeven, dat dicht bij ons was. We kregen dan een gulden mee en kwamen terug met een half pond pijptabak Van Nelle nr.9, twee grote pakjes en een klein. Nol en Mina stelden deze klandizie zo op prijs dat ze ons altijd een reep chocolade cadeau gaven. |
Birth | Gezinsfoto van Johanna Hendrina (Anna) van Sadelhoff met haar 2e echtgenoot Theodorus Hendricus Hieronijmus Derksen en 3 van haar zonen. Note: Deze foto is gemaakt voor café 'De Prins' te Loo.
|
---|---|
Residence | Dit huis is het geboortehuis van de kinderen van Theodorus Derksen en Johanna van Sadelhoff. Het staat er nog steeds en is gelegen aan de Loostraat tegenover de kerk en naast de plaats waar de vader van de 1e echtgenoot van Johanna z'n molen 'Ceres' heeft gebouwd. Van deze ontmantelde molen bestaat nu alleen nog de romp. Het kleine meisje links, aan de hand van de oppas, is Jo Evers, oudste dochter van Jan Evers en Doortje Otters. |
Media object |